De kabel die de eindklant verbindt met het netwerk van de operator (oftewel de “dropkabel”) vormt een belangrijk element van de vaste infrastructuur.
Een andere operator die een nieuw telecomnetwerk in eigen beheer zou willen uitrollen, kan volgens artikel 28 van de Wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie op basis van een redelijke vraag toegang vragen tot deze dropkabel.
In deze mededeling onderzoekt het BIPT de toegang tot kabels en bijbehorende middelen binnen gebouwen tot aan het eerste concentratie- of verdeelpunt, in het kader van symmetrische maatregelen op basis van artikel 61 (3) van het Europees wetboek voor elektronische communicatie en hierboven vermeld artikel 28.
Meer bepaald, en gebruikmakende van de BEREC richtsnoeren van 10 december 2020, bestudeert het BIPT in dit document de mogelijkheid op welke wijze een operator toegang zou kunnen krijgen tot de dropkabel op de verschillende “Very High Capacity Networks” (VHCN of netwerken met zeer hoge capaciteit) in België, wanneer een redelijke vraag op basis van artikel 28 wordt gesteld voor toegang tot de dropkabel.