Om het grootzakelijke segment te bedienen maken alternatieve operatoren gebruik van wholesale-aanbiedingen van Proximus die zowel kunnen vallen onder de productdefinitie van Markt 3b1/2014 dan wel van Markt 4/2014. Proximus beschikt op beide markten over een aanzienlijke marktmacht en het BIPT heeft Proximus bijgevolg verboden om margin squeeze-praktijken toe te passen in zowel het Besluit van de CRC van 29 juni 2018 betreffende de analyse van de markten voor breedband en televisieomroep als in het besluit van het BIPT van 13 december 2019 betreffende de markt voor hoogwaardige toegang.
Er is sprake van wurgprijzen of een margin squeeze wanneer de marge tussen alle relevante inkomsten en de wholesalekosten niet volstaat om de eigen netwerkkosten en de retailkosten te dekken, met inbegrip van een redelijke kapitaalopbrengst. Een margin squeeze kan de concurrentie ernstig verstoren, waardoor de keuzemogelijkheid van eindklanten (in dit geval: grootzakelijke klanten) uiteindelijk in het gedrang kan komen.
Wat het grootzakelijke segment betreft, heeft het BIPT voor het laatst in 2021 een margin squeeze-test uitgevoerd op de gehele business portfolio van Proximus. Zoals besproken in zijn mededeling van 7 december 2021, heeft het BIPT op basis van deze test destijds geen margin squeeze-praktijken op portfolio niveau kunnen vaststellen. In die mededeling heeft het BIPT ook gesteld dat dit niet betekent dat er zich in dit segment geen competitieve problemen kunnen voordoen in individuele gevallen en dat het BIPT met het oog daarop de concurrentiële situatie in dit segment zal monitoren door het uitvoeren van systematische tests op het niveau van individuele contracten. De voorliggende mededeling rapporteert over deze testen.
Het BIPT heeft een margin squeeze-test uitgevoerd op een selectie van contracten van Proximus in het derde en vierde kwartaal van 2023. Er is daarbij door het BIPT één contract in het kader van een raamovereenkomst geïdentificeerd waarbij sprake is van een negatieve marge en dus van een mogelijke inbreuk. Gelet op de omstandigheden, in het licht van een aantal onduidelijkheden die bestonden over de interpretatie van de richtsnoeren, is het BIPT echter van oordeel dat er onvoldoende rechtvaardiging bestaat voor het opstarten van een inbreukprocedure.