Toegang tot de nooddiensten

De twee soorten van nooddiensten 

De telecomwet (wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie) maakt een onderscheid tussen de volgende twee soorten van nooddiensten:

  • de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, namelijk: 
    • de medische spoeddienst (100 en 112);
    • de brandweerdiensten (100 en 112);
    • de politiediensten (101 en 112);
    • de civiele bescherming (100 en 112).
       
  • de nooddiensten die op afstand hulp bieden, namelijk: 
     
    • het antigifcentrum (070 245 245);
    • de zelfmoordpreventie (0800 32 123, 02 649 95 55 en 1813);
    • de teleonthaalcentra (106, 107 en 108);
    • de kindertelefoondiensten (102, 103 en 104);
    • het Europees centrum voor vermiste en seksueel uitgebuite kinderen (110 en 116 000);
    • Hulplijn partnergeweld (0800 30 030);
    • SOS verkrachting (0800 98 100);
    • Hulplijn voor burgers met vragen over geweld, mishandeling en kindermishandeling : 1712.

Verplichting ten laste van de exploitanten van private netwerken  

De exploitanten van elektronische-communicatienetwerken die niet voor het publiek beschikbaar zijn maar waarmee het mogelijk is naar openbare netwerken te telefoneren, moeten de toegang tot de nooddiensten via de noodnummers mogelijk maken (artikel 107, § 2, van de telecomwet).

Verplichtingen ten laste van de operatoren die nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten aanbieden

De voornaamste verplichtingen van de operatoren die nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten aanbieden en die de eindgebruikers in staat stellen te bellen naar een nummer in een nationaal of internationaal nummerplan, zijn de volgende:

  • voor oproepen naar de nooddiensten (die ter plaatse of op afstand hulp bieden): 
     
    • de eindgebruikers in staat stellen om gratis en zonder onderbreking de nooddiensten te bellen (artikel 107, §§ 1 en 3, van de telecomwet); 
    • voorrang verlenen op hun netwerken en diensten aan de noodcommunicatie naar de nooddiensten (artikel 105/1 van de telecomwet) en inzake de opheffing van een storing diezelfde diensten voorrang verlenen (artikel 105/2 van de telecomwet); 
    • het BIPT in kennis stellen van een incident dat een impact heeft op het netwerk, en daardoor de toegang tot de nooddiensten via dat netwerk aantast (artikel 107/3, § 2, van de telecomwet);
  • voor oproepen naar de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden: 
     
    • de oproep leiden naar de meest geschikte PSAP (“Public Safety Answering Point”, namelijk de centrale voor het beheer van noodoproepen), d.w.z. die welke bevoegd is voor het geografische gebied waar de noodcommunicatie vandaan komt (artikel 107, § 3, van de telecomwet);
    • tijdens de oproep de locatie, alsook de naam en voornaam van de beller meedelen (artikel 107, § 4, van de telecomwet); 
    • een centrale nummerdatabank oprichten waarin de operatoren de abonneegegevens gecentraliseerd bijhouden en deze databank verbinden met de PSAP om aan die PSAP de abonneegegevens van elke ontvangen noodoproep te bezorgen (art. 106/2 van de telecomwet); 
    • gratis en in zoverre dit technisch mogelijk is de tijdelijke weigering of het ontbreken van toestemming opheffen van de abonnee of de eindgebruiker betreffende de verwerking van locatiegegevens per afzonderlijke, oproepende lijn (art. 123, § 5, van de telecomwet);   
    • voordat een consument of een eindgebruiker die een micro-onderneming, kleine onderneming, een micro-organisatie zonder winstoogmerk of een kleine organisatie zonder winstoogmerk is, is gebonden aan een contract of een daarmee overeenstemmend aanbod, hem informatie verstrekken over eventuele beperkingen van de toegang tot nooddiensten of van de informatie over de locatie van de oproeper die het gevolg zijn van technische onmogelijkheden (art. 108, § 1, tweede lid, 3°, a), van de telecomwet);  
    • voor de consumenten en de eindgebruikers, per dienst, vergelijkbare, duidelijke, volledige en bijgewerkte transparante informatie publiceren met betrekking tot informatie over de toegang tot nooddiensten en informatie over de locatie van de beller en van eventuele beperkingen hieraan (art. 111, § 1, eerste lid, 2°, f), van de telecomwet); 
    • operatoren die uitsluitend mobiele diensten aanbieden, moeten ook onder andere doven of slechthorenden of personen met een andere handicap waardoor ze geen spraakoproep kunnen verrichten, de mogelijkheid bieden om die nooddiensten via sms te bereiken (artikel 107, § 6, van de telecomwet);   
    • aan die nooddiensten, via een fonds dat beheerd wordt door het BIPT, bepaalde kosten terugbetalen die deze nooddiensten hebben gemaakt (artikel 107/1 van de telecomwet);  
       
  • voor oproepen naar de nooddiensten die op afstand hulp bieden, gratis de identificatie van de oproepende lijn geven, teneinde noodoproepen te kunnen behandelen en kwaadwillige oproepen te kunnen bestrijden, zelfs indien de gebruiker stappen ondernomen heeft om de verzending van de identificatie te verhinderen (artikel 107, § 5, van de telecomwet). 

Verplichting ten laste van de operatoren die nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten aanbieden (bv. Facebook Messenger, WhatsApp of Signal)

Operatoren die nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten bieden, zijn niet verplicht toegang tot de nooddiensten te bieden. Als ze het doen, moeten ze evenwel: 

  • voldoen aan dezelfde verplichtingen die gelden voor de operatoren die nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten bieden (cf. hierboven), en; 
  • voor de consumenten en de eindgebruikers, per dienst, vergelijkbare, duidelijke, volledige en bijgewerkte transparante informatie publiceren met betrekking tot informatie over de mate waarin toegang tot nooddiensten al dan niet kan worden ondersteund (art. 111, § 1, 2°, g), van de telecomwet). 

Contact tussen de nooddiensten en de operatoren 

Het BIPT vergemakkelijkt via het eengemaakte meldplatform (zie rubriek “praktische informatie”) de mogelijkheid voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, om in geval van technische moeilijkheden tijdens de noodoproep contact op te nemen met een operator.

Verbod voor iedereen 

Het gebruik van versleuteling mag noodcommunicatie, met inbegrip van de identificatie van de oproepende lijn of het verstrekken van de identificatiegegevens van de oproeper, niet verhinderen (art. 107/5, § 2, van de telecomwet). 

Taak van het BIPT en het wettelijke kader

Het BIPT is belast met:

  • het beheer van het fonds voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden; 
  • de controle op de naleving van de wetgeving en de bestraffing van eventuele inbreuken. 

Naast de hierboven reeds vermelde artikelen van de telecomwet, zijn de volgende artikelen van deze wet ook van toepassing: 

  • artikel 2 bevat nuttige definities voor deze materie: interpersoonlijke communicatiedienst (5/2°), nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst (5/3°), identificatie van de lijn (56°), identificatie van de oproeper (57°), nooddienst (58°), noodnummer (59°), noodcommunicatie (60°), PSAP (61°), werkingsgebied van een PSAP (62), meest geschikte PSAP (62/1°);  
  • artikel 121/4, § 2 bepaalt dat het BIPT alle nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de toegang voor eindgebruikers met een handicap tot nooddiensten gelijkwaardig is aan die van andere eindgebruikers dankzij aan hun handicap aangepaste technische middelen. Die bepaling is in werking getreden bij het besluit van 28 maart 2013 betreffende de publicatie door operatoren van de informatie over producten en diensten die bedoeld zijn voor gebruikers met een handicap

De uitvoeringsmaatregelen van de toepasselijke bepalingen van de telecomwet zijn de volgende: 

Uitgevoerd artikel van de telecomwet Titel van het uitvoeringsbesluit
106/2 Koninklijk besluit van 10 februari 2022 betreffende de centrale nummerdatabank
107 Koninklijk besluit van 2 februari 2007 betreffende de nooddiensten; 
Koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepalingen voor het aanleveren van locatiegegevens voor noodoproepen uitgaande van mobiele netwerken aan de nooddiensten; 
Ministerieel besluit van 4 juni 2007 tot vaststelling van de administratieve en technische maatregelen om nooddiensten in staat te stellen om kwaadwillige oproepen te bestrijden; 
Ministerieel besluit van 5 maart 2014 tot vaststelling van de technische oplossing die de operatoren die mobiele diensten van de tweede generatie aanbieden of doorverkopen dienen te implementeren zodat de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden per tekstbericht kunnen bereikt worden. 
107/1 Koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van het fonds voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden;
Koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de regels voor de terugbetaling door het fonds voor de nooddiensten die hulp ter plaatse bieden van een eventuele overcompensatie;
Koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de principes volgens dewelke het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie de berekening en het bedrag verifieert en goedkeurt van de kosten waarvan aan het fonds voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden de terugbetaling wordt gevraagd.
107/3, § 2 Het besluit van 14 december 2017 verplicht de telecomoperatoren om aan het BIPT een beveiligingsincident te melden dat de toegang tot de nooddiensten aantast.

Systeem voor waarschuwing van het publiek

Op verzoek van een burgemeester, een provinciegouverneur, de overheid van de Brusselse Agglomeratie die bevoegd is krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen of de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, moeten de operatoren die nummergebaseerde interpersoonlijke mobiele communicatiediensten aanbieden, berichten naar de bevolking verspreiden om ze te waarschuwen in geval van dreigend gevaar of grote ramp en om ze te informeren teneinde de gevolgen ervan te beperken.

Het volgende wettelijke kader is ter zake van toepassing: artikel 106/1 van de telecomwet en het koninklijk besluit ter uitvoering ervan, namelijk het koninklijk besluit van 23 februari 2018 betreffende de verzending van een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of grote ramp.

Documenten

Naar boven